Het is een druilerige avond in december. En waarop ik samen met de vrijwilligers van de Academie van Franeker een kijkje neem in de gerenoveerde stins. Leuk, dat we voorafgaand aan de festiviteiten van de open dag op 8 februari alvast kunnen zien. Het is hoe mooi ook, een prachtig interieur aan het worden.
Ik kom al van jongs af aan in de stins; want de jeugd had er catechisatie door de dominees van de Nederlands-Hervormde kerk. De verhalen van de dominee waren niet altijd even inspirerend, maar ze legden wel een basis voor de kennis van het christelijk geloof. Als kind vond ik de gevelsteen met weeskinderen boven de ingangspartij al prachtig. Die steen uit 1668 werd in 1854 boven de ingangsdeur in de Botniastins geplaatst. Toen verhuisden de wezen van het Diakens Weeshuis ‘klein Roozendaal’ aan de Vijverstraat naar de Botniastins. De stins bleef als weeshuis in gebruik tot 1948.
Tot 1970 was de Nutsspaarbank in de Botniastins gevestigd. In de jaren 1974-1975 werd het gebouw gerestaureerd. De topgevels – met een klimmende nisversiering in een omlijsting van profielsteen – werden toen in de oorspronkelijke staat teruggebracht. De oorspronkelijke zandstenen kruiskozijnen van de noordelijke opkamer bleven behouden. Er waren vroeger ook nog smalle vensters in de voorgevel en in de zuidelijke zijgevel, maar daar bleven slechts sporen in het metselwerk van behouden. Het gebouw werd daarna door de Nederlands-Hervormde gemeente gebruikt voor vergaderingen en bijeenkomsten van vrouwenverenigingen. De diaconie vergaderde in de regentenkamer. Maar je kon er bijvoorbeeld ook terecht voor type-lessen of het spreekuur van de FNV.
Als je hoofddeur van het gebouw binnengaat zie je nog steeds vier wapens van de eerste weeshuisvoogden met daaronder het rijm:
Als ons de milde gaaf der Kerk was aanbetroudt
Doe stichtte Godt dit huis, Gods segen ’t onderhoudt.
Laat, Voogden, die ons volgt, u sorg hierover gaan
Laat, Kristenen, uw hart voor Weesen openstaan.
Bij het binnengaan is de regenten- of diaconiekamer aan de linkerkant, met een grote kamer daarachter. In de regentenkamer is de oude stijl gehandhaafd, maar de andere ruimten hebben een gedaanteverwisseling ondergaan qua kleur en verlichting. Aan de rechterkant is nu een zaal waar je kunt studeren of werken.
In mijn verbeelding zie ik een ‘stout’ weeskind door een strenge weesvader naar de donkere kelder gestuurd; snikkend en wel het trapje af dat aan de muurzijde is bekleed met blauw beschilderde tegeltjes.
Even verder kom je – als je de oude houten trap opgaat – eerst bij de bibliotheek, waar de Academie van Franeker haar boeken in grote kasten heeft staan. Sommige exemplaren liggen zelfs aan de ketting! Dat was ook zo in de bibliotheken van oude universiteiten, dus dat is nu mooi nagebootst. De zaal is hoog en de kleuren laten de ruimte nog hoger en imposanter lijken dan hij al is.
Weer een paar traptreden hoger kom je bij de grote zaal, waar de Academie van Franeker nu haar colleges kan houden. Er zijn houten kerkbanken neergezet, waar studenten of toehoorders een zetel kunnen vinden om te luisteren naar de voordracht van een professor of spreker. De collegebankjes lijken mij vrij hard – en niet erg gemakkelijk zitten, maar ach, dat zorgt er voor dat je de aandacht bij de les houdt. Of juist niet?
Nog een trap hoger – niet toegankelijk voor het publiek – kom je op de hoge zolder. Die is grotendeels leeg, maar je kunt daar heel mooi het houtwerk van de kapconstructie zien, en de eeuwenoude balken. Ik vraag me af of het eikenhout in de vijftiende eeuw ooit vanuit de Baltische landen hier per schip naar toe is vervoerd, toen de Botniastins werd gebouwd. Eerste eigenaar – voor zover bekend – was Frouck van Hottinga. Haar zoon Jarich van Botnia wordt in een akte uit 1540 genoemd als een van de collectoren van het Franeker Sjaardemaleen. Hij was olderman van Franeker en grietman van Franekeradeel. Spaansgezind en overtuigd Rooms-katholiek overleed hij in 1583 in ballingschap te Groningen. Zou hij zich in zijn graf hebben omgedraaid toen zijn Franeker stins later in protestantse handen overging?
In 1661 werd de ‘seekere groote Leydekte dwars huisinge (…) aan de stadsplaats’ verkocht door de dochter van burgemeester Gerroltsma. De Botniastins of ‘Klein Botnia’ werd toen ook wel ‘Gerroltsmahuis’ genoemd in tegenstelling tot het in 1808 afgebroken Botniahuis (waar de Koornbeurs staat). Eigenaar werd de Franeker hoogleraar Roëll, die het huis daarop aan professor Lemonon verkocht, die er zijn leerling prins Johan Willem Friso vaak ontving. De Botniastins was in die tijd klaarblijkelijk ook een plaats waar kennis werd gedeeld!
In 1784 werd de stins eigendom van Sipke Adema en Christina Osten. Hun dochters lieten het huis na aan de diaconie van de hervormde kerk om er een weeshuis van te maken. De stins is tegenwoordig eigendom van de ‘Stichting Diaconale Goederen’, maar exploitatie is in handen van het College van Kerkrentmeesters van de Protestantse Gemeente Franeker. Het interieur heeft een opknapbeurt ondergaan dankzij de Academie van Franeker, die het gebouw tot aantrekkelijk middelpunt in de stad maakt voor het ontdekken en verkennen van wetenschappelijke en publieksactiviteiten.
Franeker is weer Academiestad.